Stevia plant

Stevia plant

blaadjes

Stevia rebaudiana Bertoni  is een meerjarige kruidachtige plant, behorend tot de familie van de Asteraceae. Tot deze familie behoren ook bekende planten zoals de paardebloem, zonnebloem en witloof. De plant werd voor het eerst botanisch beschreven door dr. M.S.Bertoni in 1899.

De lancet-vormige blaadjes zijn ongeveer 5 cm lang en 2 cm breed en staan kruisgewijs, tegenoverstaand ingeplant. De bloeiwijze is samengesteld uit 5 witte bloemen. In de natuur varieert de plantenlengte van 40 tot 80 cm, maar in cultuur kan Stevia tot 1 meter hoog worden. Bij onderbreking van de lange nacht met 5 min rood licht (LEDs) midden in de nacht, gaan de planten niet bloeien en groeien ze tot een lengte van 2,5 meter. Ze produceren dan veel meer bladeren en meer zoetstoffen. Stevia kan worden verbouwd op vrij arme bodems. De planten kunnen gedurende 5 jaar of meer in economische productie worden gehouden, waarbij 5 maal per jaar het bovengrondse gedeelte wordt geoogst. De wortels blijven zitten en geven nieuwe scheuten. Planten met een hoogte van 1 meter hebben een drooggewicht van gemiddeld 70 gram (bladeren plus stengels). Het drooggewicht van de blaadjes kan variëren van 15 tot 35 gram per plant. In geval van nachtonderbreking met rood licht kan het drooggewicht van de blaadjes tot 200 g oplopen.

 Herkomst en historiek.

 De historiek van de cultuur van Stevia situeert zich overwegend in Paraguay, Brazilië en Argentinië. Oorspronkelijk groeide Stevia inderdaad enkel in de noordelijke streken van Zuid-Amerika. Bij de inheemse Guaranay-Indianen is deze plant al sinds eeuwen gekend om de zoete smaak van zijn blaadjes en wordt onder andere gebruikt in de “mate” kruidenthee. Stevia wordt dikwijls beschreven als “sweet herb of Paraguay” en verwijzingen zoals “sweetest plant of the world” maken de ongelooflijke kracht van dit kruid duidelijk.

Europa kwam voor het eerst in contact met Stevia toen de Spaanse overheersers in de 16de eeuw het door de inboorlingen van Zuid-Amerika gebruikte “zoete honingkruid” leerden kennen. Ondanks de beschrijving van de plant door de Paraguaanse botanicus M.S.Bertoni in 1899 kwamen het onderzoek en het commerciële gebruik niet snel op gang.

Omstreeks 1908 werd melding gemaakt van de aanwezigheid van verscheidene zoetstoffen in Stevia en pas in 1931 was men in staat het stevioside te kristalliseren. Gedurende de tweede wereldoorlog werd gedacht aan een commerciële extractie van stevioside als alternatief voor de slinkende suikervoorraden. Spijtig genoeg ontbrak in die tijd de nodige technologie om een industriële productie mogelijk te maken.

Wegens de beperking die rond 1970 in Japan werd opgelegd op het gebruik van artificiële zoetstoffen, ging in dit land het onderzoek naar commercialisering en naar toepassingen van steviolglycosiden met rasse schreden vooruit.

Reeds meer dan veertig jaar lang gebruiken Japanse consumenten het extract uit de plant als een veilige, natuurlijke, niet-calorische zoetstof. Op dit moment is het de meeste gebruikte zoetstof in de Japanse en Koreaanse markt.

De commerciële productie gebeurt vooral in Paraguay, Uruguay, Centraal-Amerika, de Verenigde Staten, Israël, Thailand en China.